Close

Kribbekoppen

Van de week zat ik achter een tuttende auto. Jeetje, wat ging dat traag. Overal hónderd meter ruimte extra voor, achter en omheen. Er zat een oudere man achter het stuur. Kan, natuurlijk. Toen ik beter keek zag ik ook een vrouw naast hem zitten. Een heel klein wijffie. En ineens zag ik het helemaal voor me: zij zat natuurlijk steeds te roepen: “Pas op, Jan, niet te dicht op die vluchtheuvel, niet de ver in de kant, niet te hard, niet te….. Ja, wat dóe je nou? Dát is toch geen rijden!!” En hij maar proberen om overal vandaan te blijven, veel ruimte nemen, wat uiteindelijk té veel ruimte is, volgens haar. Lekker opschieten, wat haar de snibbige opmerking ontlokt dat hij te snel rijdt. Zucht… het is ook nooit goed.

Kribbig

Herkenbaar? Voor mij wel, hoor. Toen we net kinderen hadden deed ik het ook. Ik snapte er niks van, want in het merendeel van de gevallen stond ik niet eens achter mijn uitval, maar was het mijn mond al uit voordat ik er erg in had. Voor een deel zullen dat hormonen geweest zijn, toen ik net bevallen was en borstvoeding gaf, maar dat gold niet meer voor toen de kinderen inmiddels vier waren. Alleen mevrouw de Kat kon het in die tijd beter, die hoorden we de hele dag schreeuwen tegen de kinderen, al woonde ze een halve straat verderop. Soms voelde ik me mevrouw de Kat. Ik viel uit tegen de kinderen, schreeuwde zo nu en dan tegen ze, terwijl ik het eigenlijk niet meende. Ik viel uit tegen mijn man, terwijl ik het er liever gewoon  met hem over gehad had. Wat is dan toch die frustratie die we op deze aggressieve manier uiten?

Frustratie

Het is gebruikelijk in situaties met een bepaalde vertrouwdheid, zoals tussen collega’s die al langer met elkaar werken. Je ziet ineens het wonderlijke fenomeen dat je denkt dat je niet meer voorzichtig met de ander hoeft te doen, dat je dingen niet meer hoeft te vragen of the checken, gewoon omdat je ervan uitgaat dat de ander je zal nemen zoals je bent. Je dicht jezelf daarmee een recht toe om maar te doen wat je wilt. Wat natuurlijk niet waar is. Van betrokkenen hoor ik dan verklaringen variërend van:  ‘Ja, maar hij weet wel dat ik het niet zo bedoel.’, tot ‘Zij moet me maar nemen zoals  ik ben.’. In beide gevallen neemt de kribbende partij een ruimte in die van de ander is, en die hij of zij dus niet maar ongevraagd kan innemen. Afhankelijk van of de ander dat accepteert of niet, ontstaat er ruzie of een situatie zoals hierboven beschreven.

Vragen stellen

In conflict situaties heb je twee partijen: de aanvallende en de voegende partij. De aanvallende partij, schreeuwt, kribbekopt, en snibt. De voegende partij probeert het de ander zoveel mogelijk naar de zin te maken voor de lieve vrede of om vooral maar aardig gevonden en geaccepteerd te worden. Maar er wordt in ieder geval niet meer gevraagd, overlegd, gecheckt. Nieuwsgierigheid is ver te zoeken. De eigen mening en vooronderstelling vieren hoogtijd. En de situatie blijft vervelend en wordt niet beter.

Vraag nou eens waar de ander nou eigenlijk last van heeft. Waarom loopt hij of zij te kribbekoppen? En begin niet meteen met: ‘Ja, maar ik…’, dat kan namelijk heel goed strakjes ook, als de ander zijn ongenoegen heeft kunnen vertellen en daardoor weer ruimte in zijn kop heeft voor jouw gezichtspunt. En dan kunnen jullie weer samen koffie drinken…

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *